Voor deze nazomerdagen, een mooi
liefdesgedicht.
Het is van de hand van Hans Andreus (1926 – 1977)
Het is van de hand van Hans Andreus (1926 – 1977)
Voor
de dag van morgen
Wanneer
ik morgen doodga
vertel dan aan de bomen
hoeveel
ik van je hield.
Vertel
het aan de wind
die in de
bomen klimt
of uit de
takken valt
hoeveel
ik van je hield.
Vertel
het aan een kind
dat jong
genoeg is om het te begrijpen.
Vertel
het aan een dier
misschien
alleen door het aan te kijken.
Vertel
het aan de huizen van steen,
vertel
het aan de stad
hoe lief
ik je had.
ze zouden
je niet geloven.
Ze zouden
niet willen geloven dat
alleen
maar een man
alleen
maar een vrouw
een mens
een mens zo liefhad
als ik
jou.
Ik heb het indertijd zo
vertaald:
Lorsque
demain, je mourrai,
dis aux arbres
combien je t’aimais.
Dis-le au vent qui grimpe aux arbres
Dis-le au vent qui grimpe aux arbres
ou qui tombe des toits
combien je t’aimais.
Dis-le à un enfant qui soit assez jeune pour comprendre.
Dis-le peut-être à un animal,
Dis-le peut-être à un animal,
rien qu’en le dévisageant.
Dis-le aux demeures de pierre.
Dis-le à la ville,
Dis-le aux demeures de pierre.
Dis-le à la ville,
combien je t’aimais.
Mais ne le dis à personne -
Mais ne le dis à personne -
nul ne pourrait croire
qu’un homme
qu’une femme
qu’une personne ait aimé une personne autant
que moi
toi.